- inhaken
- {{inhaken}}{{/term}}1 [+ op][aanknopen bij] enchaîner (à)2 [de arm steken door andermans arm] donner le bras (à qn.)♦voorbeelden:1 de spreker haakte in op wat er was beweerd • l'orateur réagit à ce qui venait d'être ditinhaken op een mode • prendre le train d'une vogue
Deens-Russisch woordenboek. 2015.